De vensterruit

Ooit steeg een klein gedicht
de ruimte in
kindergezicht
achter de ruit
werd wijde wereld

een gouden vogel floot
een lichte noot
de kooi was nauw
maar 't huis errond
was machtig

de vensters hadden tralies
wie naar binnen keek
kon zich vergapen aan een kind
dat alle dingen buiten sloot
behalve 't licht

dan kwam de dag
dat ook de vogel zweeg

sindsdien vertelt de wind
aan wie het horen wil
dat er een veertje beeft
op het beduimeld glas
van 't hoge venster

een kleine mouw
wrijft alles schoon
de blanke ruit
maakt hel en hemel zichtbaar