Het huis

Reeds jaren bouw ik aan mijn huis
steen op steen heb ik gemetseld
de muren hier en daar wat krom
maar ieder raam past wonderbaar:
het binnenvallend licht
is daar getuige van

een kleine kamer langs de beschutte kant
ligt één tree hoger dan de tuin
vandaar vertrekt de zon
om dan bij volle noen
haar felste stralen uit te stralen
diep in het hart van het bemoste dak

de balken breken
het eentonig verhaal
van wand en van plafond
ze liggen naast elkaar
elk voor zichzelf te spreken

de gang ligt rustig
want binnenin heeft elk vertrek
een tweede deur naar buiten
ik doe de ogen dicht
ik sluit me in en uit

morgen bouw ik één kamer om
ik maak de scheiding ongedaan
ik ga de ruimten weer verbinden
de zoldering krijgt dan een gat
waarin een wenteltrap zich wentelt
naar d'hoogste balk
waar zich bevinden
schuilplaats en nok