Inkt

De dichter die als vlees in een rivier verslonden wordt, die de woestijn bevrucht met enkel maar zijn speeksel.

Nooit meer zou hij zijn de verminkte.
Het was volbracht.

Hij was geweest
van het weerwoord de snijdende galm.
De krachtige adem die de bergen splijt.
Van elke geboorte der zeeën
de eerste bloederige schreeuw.

Gewoond had hij in de warme oksels van de
bomen. Steeds dunner had zijn huid
zijn zichtbaarheid omspannen. Het geselen
van de storm had hij gekend. Gehoord het
uitgemergeld zwijgen van de vogels.

Helderziende was hij geweest.
Eeuwen geleden had hij
zijn toekomst voorspeld:

het vuur dat hem schroeide zou hij
dankbaar omhelzen. Later zou hij vervloeien
langs vingerwier en vogelveren. Van
octopus en zeekat: inkt.