Wier
Tijdens het nachtelijk zwemmen je smaaktepel zoekend vocht op je tong ben ik de alles ontvangende word ik de alles gevende ook
zilverdraden weerkaatsen in water onze klautertocht naar de maan
in de glans van het goud dat je delft vervluchtigt ons speeksel noem je me wier
sidderend raak je me aan tot de spier sluit mijn mond mijn verzegelde lippen