de Helle

Tussen hemel en hel

Iris Van de Casteele

Gedicht voor Adegem

Ik die de bomen heb beroerd
toen mijn verdriet nog jong
over de velden liep op zoek
naar wonderkruid
voor kleine wonden
de scharen van de ploeg
sneden mijn ogen open en langs
de scherpte van de zeis werd
weggemaaid de korte kindertijd

het koren groeide in mijn hart
zo diep dat ik aan stenen
soms bange vragen had
van stof en meel
waren de gouden dagen
dat wist de molenaar
die op de uitkijk stond

aan bloemen gaf ik water
doch op de rug van paarden
schuurde mijn tere huid
nog weet ik hoe ik vroeger
de aarde aan de lippen bracht
hoe ik dan rusteloos
het warme leven droomde
ver van het veilig nest

er was een dorp vol mensen
die naar me wuifden toen de wind
mijn eerste versjes verder schreef
zo nu en dan hoor ik een stem
ik loop voorbij de Spanjaardshoek
en dan de bocht de Calle
de laatste meters naar het huis
waar ik me wist geborgen
als kind van Adegem