de Helle

Tussen hemel en hel

Iris Van de Casteele

Denkend aan Emma

Pas jaren later kon ik haar eindelijk voorgoed
bevrijden. Pas nadat ik een gedicht las over
een achter tralies opgeborgen tevergeefs
zwaaiende man. Pas dan.

Pas dan had ik de kracht om er tegenaan
te gaan. Tegen hetgeen haar het uitzicht
versperde, haar bewegingen beperkte:
donkere staven. Verwrongen van de vele
keren dat ze er tussenin zat geklemd.
Nooit zou ze zichzelf kunnen bevrijden.

Nooit gaf ze op. Telkens weer ánders
ondernam ze de vruchteloze poging. Soms
stonden haar vingers dagenlang krom van het
lot dat ze om wou buigen. Soms wurgde ze
zichzelf tot aan het licht dat haar alles zou
schenken behalve een volmondig leven.

Grootmoeder, denk ik nu. Hoe waarachtig heb
jij jouw verhaal ingebed. Niet gekerfd in bomen.
Niet getekend in zand. Maar langs jouw bloed
is het tot mij gekomen, heb ik het tot mij
genomen. Zingt het in mij als een zuivere litanie:
een nooit ophoudend, verlossend gebed.