De rusteloze

Iets glanst.
Er is geluid van wind.
De vensters hebben ogen.
Ze zien me niet.

Er is een kier.
Het plots verschijnend licht
valt fragiel door het raam.

De maan.
Opnieuw de maan.
Daarnet ving ik haar op.

Ik durf niet slapen.
Straks valt ze nog een keer.