In de naam van God

De tiende dag breekt aan
het linnen ligt gevouwen
het water in de tobbe
wacht op de volksoploop
de sterveling zal zich verschonen

hoog in de toren klept een klok
een deksel wordt met bloed besprenkeld
de koperdraad wacht op de zon
de mandragora's geven hun krachten door

altaargeheim eeuwen bewaard
de man wijdt brood
de alruin van de hazelaar
nuttigt de noot

binnen de tovercirkel
een vrouw blaast aan het vuur
laaft zich met frisse morgendauw
beroert haar tepels bij de bron
de vierentwintig runen
loven het ochtendrood