(ze bestaat)

Ik wil haar noemen
teder als de iris
zacht als water
rode klaproos
blauwbloem vlas

uit de prikkeldraad
plukje zwarte wol
zal ik halen
het opnieuw
beademen
tot het trilt
in het licht

ik zal zingen
haar naam
tot ze opstaat
tot ze wandelt
tot ze wolk is
tot ze wier is