(bevalling)

Toen men haar vroeg
of ze het kind wou zien
hield ze zich doof

ze had geloofd
in zon
vooral in licht
ook in gewas
en regen

nu lag ze schuin
tegen de wand
diep in de stoof
knetterde rood
het vuur

ze zweeg
haar blije kippen
-pikkend bij buur-
had men gedood