(nosotros)

Wij die vaargeul zijn waarvan het
water door vreemde schepen
gespleten wordt

wij die uit zand bestaan en
samenrapen elkaar
tot er ontstaat een virginaal rif
in de plastische zee

elk van ons ontbolstert
zijn eigen geheim
we stuiten op honger
we ontbloten de kern

met onze kosmische handen
bevragen we schrijnend
de schoot van de maan

de wonde mond open
baart wat we zijn