Jozef De Kesel

Jozef De Kesel
   Jozef De Kesel, doctor in de theologie en kandidaat in de Letteren en de Wijsbegeerte, is geboren in Gent op 17 juni 1947. Hij is de zoon van Albert en Gabriëlle Boels, vijfde uit een gezin van 9 kinderen. Hij werd in de parochiekerk van Adegem tot priester gewijd op 26 augustus 1972, studeerde theologie aan de Gregoriaanse Universiteit te Rome en doceerde theologie aan het Grootseminarie en aan het Diocesaan Godsdienstinstituut te Gent.

Jozef heeft tal van artikelen op zijn naam staan over geloofsonderwerpen. Lannoo publiceerde in 1988 zijn bijzonder goed onthaalde 'Hoe is Uw naam, waar zijt Gij te vinden?' over de verantwoording van het christelijk geloof. In 1993 publiceerde hij bij diezelfde uitgeverij 'Omwille van Zijn naam - Tegendraads pleidooi voor de Kerk'.

Jozef De Kesel is in Vlaanderen een autoriteit op het gebied van de relatie Kerk-moderniteit-postmoderniteit. Op 25 juni 2010 werd hij door Paus Benedictus XVI benoemd tot bisschop van Brugge.

Website: www.kerknet.be

GEZONDEN OM TE VERKONDIGEN

Voorstelling van de Herderlijke Brief van de Belgische Bisschoppen
De integrale versie van de Herderlijke Brief zelf
kunt u via een link onderaan deze pagina bekijken

'Een zaaier ging uit om te zaaien' (Mc 4,3). Onder deze titel hebben de Belgische Bisschoppen een herderlijke brief geschreven ter gelegenheid van het jaar van de verkondiging. In zijn brief bij het begin van het derde millennium herhaalde paus Johannes-Paulus II de woorden van Jezus zelf: "Duc in altum! Vaar naar het diepe". Aan deze oproep wil de kerkgemeenschap van ons land gevolg geven. In groot vertrouwen, open op de toekomst en zonder nostalgie naar het verleden wil ze zoeken naar nieuwe wegen en mogelijkheden om ook in deze tijd te beantwoorden aan wat de Heer zelf van haar verwacht. Zo volgt op het jaar van de diaconie nu het jaar van de verkondiging en wordt volgend jaar de aandacht gevestigd op de sacramenten en de liturgie.

Een fundamentele bezinning

De verkondiging van het evangelie is een essentiële opdracht van de Kerk. Over die opdracht wordt in deze brief nagedacht. Het gaat in deze brief niet zozeer om concrete aanzetten en suggesties voor de verkondiging. Het blijft allereerst een fundamentele bezinning op de verkondiging van het evangelie in deze tijd. Met deze tijd is de huidige moderne samenleving bedoeld, geseculariseerd en pluralistisch. Dat is vandaag de culturele context waarin we Kerk mogen zijn en onze zending van Godswege mogen ter harte nemen. Het is een situatie die ons voor boeiende uitdagingen plaatst, maar die ook vele vragen oproept. Vragen die te maken hebben met het hart zelf van het geloof, want in een seculiere cultuur is het inderdaad allereerst het godsgeloof zelf dat in vraag gesteld wordt. Vragen die ook te maken hebben met een cultuur waar tolerantie en eerbied voor andere overtuigingen juist de grondslag vormen van een menselijke en vreedzame samenleving. Vragen die uitnodigen tot een diepgaande bezinning. Het is deze bezinning die de Bisschoppen aan de geloofsgemeenschap voorleggen.

Geloof en samenleving vandaag

De brief bevat drie delen. Het eerste deel, geeft een beschrijving van de huidige situatie. Uiteraard is die beschrijving niet volledig. Maar ze probeert het essentiële te vatten. Over de moderne cultuur wordt niet beschuldigend of negatief gesproken. Het is een cultuur die sterk op de mens zelf is betrokken: een antropocentrische cultuur. Wat haar voor ogen staat is juist de mens, de realisering van zijn mogelijkheden, zijn vrijheid, zijn emancipatie. Die moderne cultuur wordt ook niet verheerlijkt. Ook zij weet, nu méér dan vroeger, dat ze niet de oplossing heeft voor alle vragen.

De moderne cultuur is geen religieuze cultuur. In haar project is God niet voorzien. Zin en bestemming van de mens ligt in zijn eigen handen. Het is iets dat de mens zelf moet realiseren. De mens is vrijheid. Waar zou de zin van ons bestaan anders liggen dan in de beleving van de vrijheid en in de voortdurende zorg voor de bevrijding en de vooruitgang van de mens? En toch. Is dat werkelijk zo? Wat is vrijheid? Wat is geluk? Wat is mens-zijn? Is dat alles uitsluitend mijn project? In het leven dat ik met anderen deel weet ik dat dit uiteindelijk niet zo is. Geluk heeft altijd te maken met wat ik voor anderen mag betekenen. Is het met de vrijheid anders gesteld? Altijd kunnen doen wat ik wil: is dat vrijheid? Is vrijheid niet juist antwoord te kunnen zijn op het appel van de ander? Is het niet de ander die mij vrij maakt en mijn vrijheid zin en richting geeft? Is transcendentie niet de vergeten dimensie van onze cultuur? Het zijn deze vragen die uitzicht bieden op de centrale boodschap van het monotheïstisch godsgeloof. Want daar wordt juist over God gesproken als de Andere, de gans Andere, die Zich aan ons te kennen geeft en met ons het leven wil delen. Zou het kunnen zijn dat in de ontmoeting met deze God mijn geluk en bestemming ligt? Deze vraag wordt in het vervolg van de tekst niet meer losgelaten. God is niet de rivaal van de mens, noch van zijn geluk en vrijheid. Hij is de bron van onze vrijheid. Hij heeft ons bestemd voor het geluk.

God: bron van leven en geluk

Het tweede deel gaat over de inhoud van de verkondiging. De Bisschoppen beperken zich niet tot een algemene korte voorstelling van de geloofsinhoud. Ze willen vooral laten voelen waarom het geloof "evangelie" is, goed nieuws is. Ze willen laten zien wat het voor een mens kan betekenen wanneer God inderdaad naar ons toekomt en ons wil ontmoeten. Natuurlijk kan het geloof ook misbruikt worden. Velen hebben de indruk dat het geloof in God er vooral is om de mensen klein te houden, om hen te beletten vrij te zijn en volheid van leven te vinden. In het verleden hebben we die misvatting soms in de hand gewerkt. Toch is het authentiek geloof in God geen bron van fanatisme en intolerantie, maar juist van vrijheid en ware humaniteit. Vandaar ook de titel van dit tweede deel: God, bron van leven en geluk.

Dit tweede en centrale deel van de brief gaat dus over God en hoe Hij zegen en geluk wil zijn voor ons en deze wereld. Het bevat drie hoofdstukken: over God die spreekt en Zich te kennen geeft; over God die Zich voor goed met ons verbindt in zijn Zoon Jezus Christus; over God die ons doet delen in de volheid van zijn leven door de kracht van de Geest. Hier wordt gezocht naar het hart van het bijbelse Godsgeloof. Het is de grondovertuiging van de Schrift dat God geen naamloos mysterie is, niet iets maar Iemand. Een God die Zich persoonlijk aan ons te kennen geeft. Een God die spreekt en Zich openbaart. En als Hij Zich te kennen geeft, dan juist omdat Hij vriendschap en verbondenheid zoekt met ons, omdat Hij met ons het leven wil delen. Het is een God die zich te kennen geeft omdat wij Hem ter harte gaan, een God die ook zelf wil gekend en bemind worden. Het is een God van openbaring en verbond.

Gods menswording

Al van oudsher is God op zoek naar de mens. Hij roept mensen om te leven in zijn verbond. Het begon met Abraham die de vader werd van alle gelovigen. Heel de Schrift getuigt van deze verbondsgeschiedenis. Het is de grondovertuiging van de Kerk dat dit verbond voor altijd bezegeld werd in de komst en de zending van Jezus Christus, Gods Zoon. God wil niet alleen met ons het leven delen, Hij is zelf één van de onzen geworden in Christus Jezus. Daarom is Christus de vervulling van alles wat God voor ons en voor zijn schepping wil zijn en betekenen: bron van leven en vrijheid, van geluk en redding. Hij is de "veelgeliefde" in wie God ons tot zijn eigen kinderen heeft aangenomen. De tekst wil ons hart en ons verstand open maken voor het mysterie van zijn persoon en zijn boodschap, van zijn kruis en opstanding, van zijn onvervreemdbare en volstrekt unieke betekenis.

Volheid van leven

In deze brief wordt de geloofsinhoud niet op zichzelf beschouwd, niet als iets abstract. Het gaat in het geloof niet om waarheden op zich, maar om 'waarheid die bevrijdt'. Als God naar ons toekomt, Zich aan ons te kennen geeft en met ons het leven wil delen, dan is het 'omwille van ons en omwille van ons heil'. In Joh 10,10 zegt Jezus: "Ik ben gekomen opdat ze leven mogen bezitten en wel in overvloed". Dat is het wat God ons schenkt: volheid van leven. Het is een leven in navolging van Jezus. Het is het leven in de kracht van Gods Geest. Van dat leven worden in de brief drie zaken gezegd. Allereerst dat het een leven is in verbondenheid met God. Mét God wordt het inderdaad een ànder leven. Ten tweede is het eeuwig leven, leven dat bestand is tegen de vergankelijkheid, tegen zonde en dood. Toch begint het eeuwig leven niet pas na de dood. Hier en nu reeds breekt dat nieuwe leven door, hoezeer nog onvolkomen en voorlopig. En tenslotte is het een leven van genade is, een leven dat ik nooit zelf heb verdiend. Het is een leven dat ons gegeven wordt, zomaar, om niet. Omdat we bemind worden, om niet.

Sacrament voor de wereld

Het derde en laatste deel van deze brief gaat over de verkondiging zelf: hoe het evangelie vandaag verkondigen en met welke fundamentele ingesteld. Opvallend gaat de aandacht hier allereerst naar de Kerk zelf en niet naar concrete suggesties en pastorale strategieën. Ook hier blijven de Bisschoppen trouw aan de bedoeling van de brief: een fundamentele bezinning. Het is allereerst door Kerk te zijn, in de volle en waarachtige zin van het woord, dat het evangelie verkondigd wordt. De kerk zelf is geroepen om in alles wat ze zegt en doet teken te zijn van Gods menslievendheid. Daarom verkondigt ze het evangelie door te zijn waartoe ze geroepen is. Dat is ook wat het Tweede Vaticaans bedoelt wanneer het spreekt van de kerk al 'sacrament van de wereld'. Maar ze kan geen 'sacrament voor de wereld' te zijn als ze niet alles doet om 'volk van God' te zijn. Wanneer ze geroepen is om het evangelie te verkondigen aan de wereld en de mensen, dan blijft dat een opdracht die haar ook confronteert met haar zelf. Daarom is het jaar van de verkondiging ten diepste toe een oproep tot inkeer en herbronning voor heel de kerkgemeenschap. Want ze verkondigt allereerst door wat ze. Uiteraard doet ze dat concreet op verschillende wijzen: door de verkondiging van het woord, door haar diaconale inzet en aanwezigheid in de wereld, en door de viering van de liturgie. Op elk va die wijzen gat de brief concreter in. Op al die wijzen wil de Kerk de mensen iets laten proeven van de ongekende rijkdom van het geloof.

Grondhoudingen

Hoe het evangelie verkondigen? Met welke ingesteldheid? Met welke grondhoudingen? Om op die vraag te antwoorden zeggen de Bisschoppen dat het voor alles een kwestie is van vreugde en dankbaarheid. "Het gaat met het koninkrijk der hemelen als met een schat, in de akker verborgen. Toen iemand hem vond, verborg hij hem, en van blijdschap gin hij alles verkopen wat hij bezat en kocht die akker" (Mt 13,44). Als de verkondiging vandaag geconfronteerd wordt met grote moeilijkheden en uitdagingen, ligt het niet uitsluitend aan de huidige complexe situatie en de veranderde omstandigheden. Het ligt ook aan ons. Hebben we zelf voldoende besef van de kostbare parel? Alleen waar het hart van vol is, loopt de mond van over. We moeten allereerst zelf leven van wat hopelijk ook door anderen kan ontvangen worden. Het is vandaag onze eerste opdracht als Kerk en als christen: opnieuw de ongelooflijke rijkdom ontdekken van het geloof in God en in het evangelie van Jezus Christus. Het is de allereerste grondhouding van de verkondiger: vreugde en geluk om het geloof dat we ontvangen hebben. Geen goedkope vreugde, want er is ook de tegenstand, weigering en onbegrip. Maar toch: een diepe innerlijke vreugde die niemand ons kan ontnemen.

De brief spreekt ook heel duidelijk over bescheidenheid en eerbied voor andere overtuigingen. Hij doet een pleidooi voor een waarachtig pluralisme. God wil zijn naam bekend maken aan de mensen. Daartoe roept Hij de Kerk. Daarom mag ze niet zwijgen. "Je steekt de lamp toch niet aan om haar onder de korenmaat te zetten"! We moeten iets terug vinden van de vrijmoedigheid en onbevangenheid waarmee de Apostelen sinds Pinksteren hebben gesproken. En toch weet ze: ze kan alleen maar aanbieden, voorstellen. Ze kan niemand dwingen. Ze kan alleen getuigen. Zonder opdringerigheid, in eerbied voor de andere, voor zijn overtuiging en zijn vrijheid. Dat iemand ingaat op Gods woord en tot geloof komt, daar hebben we geen greep op. Dat een mens God mag vinden, dat is en blijft alleen Gods werk, het werk van zijn genade. Bescheidenheid waartoe wordt opgeroepen, heeft daarom alles te maken met geloof en groot vertrouwen in God.

De Heer roept en zendt ons

Deze herderlijke brief bevat een bezinning over de Kerk en over haar zending om het evangelie te verkondigen aan de mensen van deze tijd. De Bisschoppen leggen hun gedachten voor aan de hele geloofsgemeenschap van ons land. Ze richten zich ook tot allen die zoekend zijn of op één of andere manier belangstelling hebben voor geloof en godsdienst. Maar heel in het bijzonder richten ze zich tot de zovelen, mannen en vrouwen die in de Kerk een pastorale verantwoordelijkheid dragen. Het is voor de Bisschoppen ook de gelegenheid om hen allen van harte te danken voor hun medewerking en pastorale inzet. Het is hun uitdrukkelijke vraag dat men, persoonlijk en gezamenlijk, deze brief zou lezen en erover nadenken om op basis van deze tekst verder na te denken over de opdracht om het evangelie te verkondigen, een opdracht die we van de Heer zelf hebben ontvangen.

+ Jozef De Kesel

Home