WAT NEL VEERMAN WIL? VAN BINNEN IN BLOEI STAAN!

Nel Veerman, een van Nederlands meest authentieke en boeiende dichteressen, leerde ik kennen langs het Limburgs literair tijdschrift "'t Kandelaartje" om, dat jaarlijks een poëziewedstrijd inricht te Hasselt. Die prijs won Nel glanzend met het gedicht "Fossiel" dat een lovende bespreking kreeg in De Poëzietuin (23 april 1993) van het weekblad Vrij Maldegem. Bij het lezen van dit gedicht voelde ik meteen een diepe verbondenheid met de dichteres en om die reden schreef ik haar aan. In amper twee jaar tijd groeide onze briefwisseling uit tot innige vriendschap.

Waarom ik deze vrouw nooit eerder bezocht of ontmoette is mij een raadsel, of vermoedde ik dat ik er beter aan deed het voorlopig bij briefcontact te houden? Verleden jaar stelde ik voor haar te gaan bezoeken. Hetgeen ze me schreef heeft zeker iets te maken met zware ontgoochelingen:"Lieve Iris, Zou je ooit deze kant uitkomen en Putten willen aandoen, van harte welkom. Hoewel.. juist als je al zo veel van elkaar weet zou je misschien teveel van zo'n ontmoeting verwachten. Zou jij daar niet bang voor zijn.. ?". Nu lijkt het moment gekomen om wat uitvoeriger met deze dichteres te gaan praten, doch eerst nogmaals het bekroonde gedicht:

FOSSIEL

En toen was er,
na de vogels en de bomen buiten,
in een schemerige nis
van de door kil helderlicht beschenen
rotswand, even boven
opeens de vis.

Binnen grijze, fijngestreepte lijnen
van kop, romp met kieuwen, staart,
het ovale lichaam met zijn graten,
in de ribbelige rotswand uitgespaard,

zwom hij sinds de schemer van de eeuwen.
Door het op en afgaan
van getijden niet gestoord,
onder water, vis van toen tot nu,
van nu tot later,
zwemt hij in 't versteende water
van de rotswand voort.

Na dit gedicht, lieve Nel, gaan we samen met de lezers een wandeling maken in De Poëzietuin. Misschien vertel je ons meteen waar en wanneer je werd geboren? Heb je vroeger in een andere stad of gemeente gewoond? Ik meen te weten dat je uit een kroostrijk gezin komt?

Ik ben geboren in Ermelo in 1909 en de oudste dochter uit een gezin van tien kinderen. We moesten onze moeder al vroeg missen... Ik was in die tijd op een kostschool te Zetten. Daar moest ik mijn verdriet voor een heel groot deel alleen verwerken. Mijn jonge meisjesjaren, waarin toch heus ook wat vrolijkheid was, zie ik als een soort schemertijd. Ik miste mijn moeder die me zo stilletjesweg heel goed begreep.

Je zeer geprezen en pakkende novelle'Portret van een Moeder', werpt een zeer indringend licht op je moeder en ook op jezelf. Daaruit leerde ik heel wat. Ik schrok en voelde met je mee toen ik las dat je moeder stierf kort nadat haar jongste kind geboren was. Jij was toen dertien en je moeder tweeënveertig. Een zware tijd brak toen aan, vooral voor jou die pas kort voordien op een internaat kwam. Ik meen te weten dat je later lerares werd?

Ik was in mijn werkzame periode lerares in Zutphen, Gorssel en Soest. Na mijn huwelijk ben ik in Putten op de Veluwe, vlak bij mijn geboorteplaats Ermelo, komen wonen. De Veluwe is een deel van Gelderland, een prachtig natuurgebied met veel bos en heide. In mijn gedichten vind je dan ook nogal wat bossen en bomen terug. Daarbij grenst de Veluwe aan één van Nederlands beroemdste natuurgebieden, waarin de drooglegging van de Zuiderzee. Buitenlanders noemen dat gebied "The new Land". Het dorp Putten is om een treurige reden heel bekend geworden. Na een aanslag op een Duitse legerauto in 1944 werden alle mannen boven de achttien jaar weggevoerd. Zo'n honderd huizen werden in brand gestoken. Van de ruim zeshonderd gevangen en meegenomen mannen zijn er ongeveer zeshonderd in verschillende kampen in Duitsland omgekomen. In de familie van mijn man vielen gelukkig geen slachtoffers.

Een droevig verhaal, Nel. Bossen en bomen schijnen heel goede vrienden van je te zijn. Ware het niet dat ik heel wat van je gedichten ken, had ik je voor een 'stadsmens' aanzien...

In Putten heb ik met plezier echt "buiten" gewoond. Toen het met mijn man minder goed ging verhuisden we naar een bejaardentehuis. Later werd mijn man in een verpleeghuis opgenomen.

Indien je het goed vindt, zullen we het nu hebben over je schrijftalent. Heb je onthouden hoeveel boeken en bundels je gehele oeuvre bevat?

Ik begon als kinderboekenschrijfster. Tussen 1941 en 1987 werden 22 kinder- en jeugdboeken gepubliceerd, de eerste vier onder de schuilnaam Em van den Oever. Verder schreef ik de novelle 'Portret van een moeder' (1973) en de romans 'De dans met de Amerikaan (1969) en 'Dezelfde dag in mei' (1975). De titels van mijn bundels luiden: 'De cyclame'(1959), 'Er schijnt een ster'(1975), 'Nacht en dag'(1980), 'Horen en zien' (1983), en 'Het landschap wentelt terug' (1989), en tenslotte verscheen in 1991 de bloemlezing ''Stenen in een Meer' . Ik gaf vijf verzenbundels uit, met moeite, wegens té lage verkoopcijfers, maar om jou even te citeren, Iris, "dichters en dichteressen die zich voeden aan de bron vinden bijna nergens gehoor", weet je nog? Ik had al van Lieve Van Impe begrepen dat het in België ook zo moeilijk ligt. Ik kan wel met Guido Gezelle zeggen: " Ik jeune mij d'r in/ ik jeune mij d'r an/ dat ik een liedje mag dichten/",... maar toch, je wilt ook wel herkend, zo niet erkend worden. 't Zou me interesseren hoeveel bundels jij uitgaf, Iris, en hoeveel exemplaren ervan verkocht werden?

Bundels? Een tiental, en... tot op heden geraakte ik nooit uit de rode cijfers. Ik moest er een mooie duit voor over hebben om mijn geestelijke kinderen fatsoenlijk op de wereld te helpen. In een interview met Elly de Waard (Vrij Nederland - 3.3.1984) zei Christine D'haen dat van haar bundel, uitgegeven bij Nijgh, slechts 40 exemplaren verkocht werden, de rest kwam terecht bij De Slegte. Aan ons schrijftalent zal het dus niet liggen dat onze bundels niet genoeg afnemers vinden, nietwaar. In België hebben wij Christina Guirlande die net zoals jij een mooie reeks kinder- en jeugdboeken geschreven heeft, met daarnaast een aantal verzenbundels. Jullie mogen elkaar de hand reiken. Wat creativiteit betreft hebben jullie dezelfde werklust, meen ik te mogen zeggen. Kreeg je na die prijsuitreiking te Hasselt nog andere reacties op je gedicht "Fossiel"?

Naar aanleiding van die bekroning stelde een journalist me de vraag: "Wat bezielt u met uw staat van dienst om aan zo'n wedstrijd mee te doen?". Mijn antwoord was: "Om te weten of ik op mijn leeftijd nog mee kán doen". Het geval was namelijk dat ik van een bepaald tijdschrift drie keer achter elkaar mijn 'spullen' terug kreeg. Wat vind jij, Iris, is het of was het in mijn geval wel eerlijk om mee te doen waar het toch om het zoeken naar verborgen talent, naar beginners, ging?

Eerlijk om mee te doen? Zeker, Nel. Zijn we niet allemaal verborgen talenten? Zelfs de poëzie van meer gerenommeerde dichters en dichteressen, wordt door miljoenen mensen niet gelezen, wat er op neerkomt dat eenieders talent voor miljoenen ogen en harten verborgen blijft. Toen mijn bundel "Emma" voorgesteld werd vroeg een journalist: "Waarom schrijf jij gedichten?". Waarop ik pijlsnel antwoordde: "Waarom adem jij?". Drie woordjes die hém (in de plaats van mij) bouche bée lieten (toch plaatste hij ze onder een groepsfoto, in een dagblad). Waarom moeten we altijd een 'reden' hebben om iets te doen? Waarom mag men niet doodgewoon leven, spontaan, intuïtief? Ja, het dichten bezielt ons, en omgekeerd bezielen we onze gedichten, kan het beter of echter? Ik dicht soms zo echt "... / dat zelfs geen mens mij nog herkent /...".

Deze zin herken ik als komend uit één van je verzen, Iris, helaas, het lot van de dichter. Is dat de reden van jouw gevoelens van gekneusdheid uit je eerdere gedichten? "Daar hebben de mensen niets aan", schreef je. Maar lopen er niet talloze mensen rond die zich om een of andere reden onbegrepen voelen, niet speciaal vanwege hun dichterschap, maar er is zo veel dat een mens kan kwetsen of verwonden.

Met dat "herkennen" bedoel ik helemaal iets anders dan pijn hebben om de niet-(h)erkenning. Als ik vanuit de diepste lagen dicht, ben ik niet diegene die ik lijk. Daarom begrijpen veel mensen veel van mijn gedichten niet. Ze lijken niet op mijn uiterlijk; ze zijn mijn innerlijk. Ik herken er mezelf uitstekend in. Daarom dat vluchtige lezers er niets aan hebben. Toch ontmoet men soms een mens die moeite doet om door te dringen tot op één van die diepe lagen. Dat vind ik hartverheffend. Doch wat die gekneusdheid betreft, waaraan zoveel mensen lijden; dat onbemind of onbegrepen worden: zou je niet denken dat die pijn kan slijten met de jaren?

Gekneusdheid kan vaak heel diep gaan. Bij Christina Guirlande is, of was het in ieder geval wel zo. Ook Ida Gerhardt's werk draagt er de sporen van. En denk eens aan Achterberg, wel een heel andere zaak. Maar er blijkt wel uit dat in de dichterlijke aard(e) onuitroeibare wortels van traumatische ervaringen kunnen groeien.

Schrijf jij af en toe nog wel eens een gedicht, Nel?

Ja, heel af en toe meldt zich nog iets, Iris. "Wij groeven" is een van mijn laatste gedichten. In dit geval een ontroerende ontmoeting van jaren terug, die me altijd is bij gebleven. Toch mooi, dat dichten. Je denkt: ik zou niet weten waarover ik het zou moeten hebben en zie... daar komt weer wat:

WIJ GROEVEN

Een kleine kobold
in de ruimte van het licht van dicht bij zee
stond in bleek blauw katoen
de oude man
wijdbeens in het Zeeuws-Vlaamse gras.

Wij groeven, zei hij,
het kanaal Terneuzen-Sas van Gent.

Trots stak hij twee gekromde handen uit
draaide zijn polsen om
bezag ze met een glimlach,
goede vrienden, zijn handen,
die hem bij het graven onvermoeibaar dienden.

Wij groeven, zei hij nog eens,
zelfbewust en sterk
klonk het zich in zijn geest herhalende verhaal
van hem zijn makkers en hun levenswerk.

Tenger van ouderdom
verschrompeld en gekrompen,
diep in de schaduw van zijn pet
zijn klein gezicht
doorschijnend teer,
stond hij
een blauwe kobold op krijtwitte klompen
verankerd in 't Zeeuws-Vlaamse gras...

Die leeft niet lang meer
zei bij 't afscheid voor zich heen
mijn broer de arts.

Ja, dichten is mooi, zelfs meer dan mooi; het is zielroerend. Het zou nog mooier zijn waren de betweters er niet: critici die om het eender wat zouden neerpennen, zolang het maar wereldvreemd klinkt. Over de kritiek van C. Rijnsdorp, (die Hans Werkman aanhaalt in het voorwoord van je bloemlezing "Stenen in een Meer"), heb ik mij zeer geërgerd; ik citeer: "C. Rijnsdorp reageerde in 1959 verheugd op Nel Veerman's eerste bundel "De cyclame". In De Rotterdammer plaatste hij haar bij de dichters van "'een zekere aristocratie des geestes, die bescheidenheid insluit'. Haar werk noemde hij 'dillantisme in edele vorm' en hij vond bij haar een 'suggestie van het voorname, het afwezig zijn van wat Nietzsche noemde het transpirerend proletarische'.

Rijnsdorp noemde haar in positieve zin een dichteres van 'de middensfeer' en hij lichtte dit als volgt toe: 'Nel Veermans werk vertegenwoordigt een visie op leven en geloof, zoals die bestaat en die hier stem vindt. De visie van 'de middenstand des geestes': niet ouderwets, niet modern, niet groots, niet benepen, niet meeslepend, wel mee- en innemend: geen hoge kracht of ongeremde tragiek". Na deze oubollige, ongerijmde, kwetsende kritiek, wordt onmiddellijk de zalf aangereikt door de inleider want het laatste stukje eindigt als volgt: "Rijnsdorps karakteristiek is geldig voor alle vijf bundels van Nel Veerman. Mits men hem goed begrijpt. Ik zou zijn begrippen 'middenstand' en 'dillantisme' liever niet gebruiken, omdat de culturele code ze als vanzelf ietwat negatief gekleurd heeft. Nel Veerman behoort met haar beste werk tot de dichters die de traditie met hun eigen accent en op een waardig niveau voortzetten. Dit beste werk mag in deze bloemlezing overleven'.

Wil wel bedenken, Iris, dat "Stenen in een Meer" een bloemlezing is; ik heb dus ook minder kwaliteit geproduceerd. Altijd zeer bewust gestreefd naar zuiverheid, maar toch, en dat is heus geen (valse) bescheidenheid, het ontbrak me wel eens aan de nodige zelfkritiek. Wat betreft die "middensfeer des geestes", daar haal ik mijn schouders over op. Als het zo was dat ik daar thuishoorde zouden mijn bundels wel wegvliegen! Het is feitelijk zo dat er makkelijk over me heen gelezen wordt. Ik heb er wel eens over Nagedacht een bundel te openen met een kwatrijn waarin ik echte aandacht vroeg. Toch is er ook herkenning, maar het blijft bij enkelingen. Maar als die je dan zonder voorbehoud een echte dichteres noemen doet dat toch goed.

deel 1 (wordt voortgezet) Iris Van de Casteele

WAT NEL VEERMAN WIL? VAN BINNEN IN BLOEI STAAN!

Ooit vroeg ik 'échte aandacht' voor mijn bundel "Amplitudes" en schreef er een voorwoord in. Ook dat bracht geen aarde aan de dijk. Ik had het o.m. over mijn nooit voltooide "huis", (mijn "ik"), en over een "deur" (met veldbloemen) waarin ik mezelf vergelijk met een geschonden deur, (veldbloemen ernaast verwijzen naar mijn kinderjaren). Er was ook een "poortje" dat ik met het knarrig, een beetje scheefgetrokken karakter van een vriend vergeleek. Een boeiend poortje nochtans, luister maar... / het hing wat scheef / aan beide haken / alsof het zo zijn eigenzinnigheid / wou onderstrepen /... Oppervlakkige critici zouden beter leren diepe kanalen graven in de plaats van hun zurige aanmerkingen te suikeren. Velen onder hen horen thuis bij 'de middenstand van geleuter'.

Ze ontgraven niets. Ze delven niets op omdat ze, figuurlijk en letterlijk gesproken, niet weten wat eelt aan de handen betekent. Daarbij komt nog dat ze de vrouw zien als een minderwaardig, onbeholpen wezen dat op te kijken heeft naar dit soort mindere goden. Alsof het in hun vermogen zou liggen de geest in te delen, in hogere en lagere standen of sferen. Misschien ware het goed Bergson even aan te halen die meende dat intuïtie de hoogste vorm van verstand is. Voeg daarbij nog én onze gevoelens én onze dichtersgave. In welke sfeer komen we dan terecht? Ik zou zeggen in die van het diepmenselijke, of wat denk jij daarvan?

Ik ben het met je eens, Iris, dat intuïtie, gevoeligheid en talent ons diepste wezen kunnen openbaren. "De intuïtie vindt zonder zoeken", zei eens iemand mij. Ik denk dat hij Bergson even aanhaalde.

Ik zou Hans Werkman onrecht doen moest ik deze regels -zijn kijk op jouw poëzie- de lezers onthouden: "Waarom voel ik me aangetrokken tot de gedichten van Nel Veerman? Is het haar liefde voor onze tijd- en natuurgenoot de boom? Of haar tastbare werkelijkheden? Of de ontreddering die uitwegen zoekt? Of de zachtheid van haar mistgedichten?". Ik zou er nog aan toevoegen: om de kunst waarmee ze een boom tot een hoger wezen verheft. De boom in zijn grootsheid, zijn weelde, zijn groeikracht, zijn verwondbaarheid. Ik heb het over jouw 'boom', Nel. Daarin zit zoveel van jezelf; zoveel taaie wil, kracht, emotie, bewogenheid, sensitiviteit, vitaliteit, en zoveel zachtheid in het spint, dat hiermee genoeg bewijst geleverd is van je talent. Het gedicht zegt ons wié je bent: namelijk één van onze boeiendste en meest waarachtige dichteressen. Wie zou daarachter die kleine (van gestalte) vrouw vermoeden die je bent? Maar laat ons even naar dit loflied luisteren:

BOOM

Knoestig en krom
tot het bot ontbloot
met voeten getreden
door zwaar gewicht
achteloos overreden
wortelkrans
leven verpakt in dood

leven langs een netwerk van draden
tastend in aardeduister op weg
zoekend het ene voedsel
naar eigen
onvervreemdbare levenswet

krachten diep in de aarde geborgen
ontwaakten
hielden een boomleven lang
tot in de oude
schijndode wortels
een gestadige stroom op gang

dringend stuwt
door inwendig vermoeden gedreven
de stam
levenssappen omhoog
om iedere tak
elke vezel te voeden
in het met nerven dooraderde loof

het bewegelijk loof
doorwoeld door de wind
bij storm
weerloos binnenste buiten gekeerd
het ritslende
teder fluistrende loof
dat de taal van de boom
door geen stormen verleert

In een van je brieven liet je je ooit ontvallen dat een mens niet té eerlijk mag zijn. (Wellicht bedoelde je: niet té spontaan, niet te openhartig?) Dat deze eerlijkheid nare gevolgen kan hebben. Maar wat doe je, wanneer het in je karakter ligt?

Wat dit "té eerlijk zijn" betreft meen ik: is het altijd nodig om, als het je niet gevraagd wordt, eerlijk te zeggen wat je van iets of iemand vindt. Een alledaags voorbeeld. Je hebt een nieuwe jurk en bent er zelf nogal tevreden over. Een kennis zegt bij de eerste aanblik: "die jurk staat je niet". Geen mens over boord natuurlijk. Maar als het over iemands doen en laten gaat, over een houding die jou niet aanstaat, moet je daar dan ongevraagd je mening over geven? Je kunt de plank ook nog behoorlijk mis slaan, hebt immers ook de wijsheid niet in pacht.

Ik deed de ervaring op dat Nederlanders gemakkelijker iemand voor het hoofd stoten dan Vlamingen. Ze missen wel eens wat wij courtoisie noemen. In het voorbeeld dat jij aanhaalt, Nel, gaat het over mensen die geen fijnzinnig gevoel bezitten, of die er plezier in scheppen iemand te kwetsen. Ze zijn waarschijnlijk opgevoed aan het hof van Jan Vlegel. Wanneer iemands kleding of houding me niet zint, laat ik het niet blijken. Ik zal in zo'n geval niet mijn mening te kennen geven, desnoods zal ik ze verbloemen. Maar indien mij gevraagd wordt wat ik denk over de ene of andere wantoestand dan zeg ik ronduit mijn gedacht.

Ik denk aan een overleden vriendin, zeer begaafd, muzikaal, intelligent (geen schrijfster), een buitenbeentje met een fijne neus die, eerlijk gezegd, verschrikkelijk veel onrecht, ontrouw en wat dies meer zij speurde. Maatschappelijk redde ze zich, maar wat haar aanleg betrof had ze het veel verder kunnen brengen. Vooral haar eerlijkheid was, dunkt me, het grootste struikelblok. Als ze oneerlijkheid bespeurde in het gedrag van een van haar superieurs sprak ze die daar op aan. Je begrijpt wat er dan gebeurde. Een fijne meid, die zich tenslotte vooral het lot van zwervende of gemepte poezen (ze had er meestal een stuk of tien thuis die als prinsen verzorgd werden) aantrok. Maar die in de buitenwereld maar enkele vrienden had. Ik dacht iets van haar karakter in jou terug te vinden. Wees niet al te eerlijk! Daar maak je je niet bemind mee. Maar als je nu eenmaal niet anders kan... En dan nog.. Heb je het recht om alles te zeggen! O, het leven is ingewikkeld.

Ach, Nel, wat doe je mij hartelijk lachen met die laatste opmerking. Van zodra we de dingen met wat humor relativeren, worden vele van onze bekommernissen belangloos. Dat eerlijke, dat spontane. Het heeft mij mijn hele leven parten gespeeld, zodanig dat ik op een gegeven ogenblik zestien zwervende poezen verzorgde. Pas enkele dagen geleden stierf er één, (ook vergiftigd...). Nu bezit ik nog maar één vondeling die het fijn heeft bij mij. Ik heb me beetje bij beetje opnieuw de mensen toegewend, (in enkele gevallen met alle nare gevolgen van dien). Ja, vaak zet ik het licht op de kandelaar. De manier waarop sommige van onze literatoren te werk gaan om faam te verwerven stuit me tegen de borst. Zelfs priesters (dichters) gedragen zich soms als geboren opportunisten. Hun gepousseerd oeuvre draagt er dan ook de stempel van. Hoe ook, een tweede Guido Gezelle schenkt God ons sowieso geen tweede keer.

Je ergert je aan het feit (terecht) dat Vlaamse priesterdichters niets geen moeite hebben met het publiceren van hun poëzie? Hier heb ik wel eens geconstateerd dat vooral domineedichters goed in trek zijn. En een priester zoals Huub Oosterhuis natuurlijk helemaal. Een deel van hun werk is ook bedoeld als 'lied voor de gemeente'. Een als zodanig wel niet bedoelde reclame, maar het werkt toch. En is Vlaanderen in zijn geheel nog wel zo Rooms-katholiek? In Nederland val je als Christendichter meestal uit de boot. Met de voortgaande secularisatie wordt dat hoe langer hoe meer een probleem. Wel heb je bij ons wel veel z.g.n. pastorale dichters die hun werk makkelijk uitgegeven krijgen. Het grote voorbeeld is Nel Benschop. Wel eens van gehoord? Bundel op bundel en herdruk op herdruk. Ik geloof dat ze het miljoen verkochte exemplaren is gepasseerd. Zeker oprecht bedoeld maar één en al cliché, dat spreekt de mensen aan.

Het woord Rooms-katholiek heb ik sinds jaren niet meer gehoord. De Rooms-katholieken noemen zich nu christenen en er zijn er nog heel wat, al lopen ook hier vele kerken leeg. Nel Benschop is me onbekend ondanks haar miljoen verkochte boeken. Zo zie je maar! Het is bedroevend, vooral voor diegenen die zich de ziel uit het lijf schrijven om precies dat proberen te omschrijven wat niet te omschrijven is, te moeten vaststellen dat 'diepere' poëzie de mensen niet aanspreekt. In die zin niet 'erkend' worden maakt me soms moedeloos. Maar ik blijf proberen zoals ik deed in mijn bijdrage:'Binnen de magische cirkel', die ik een jaar geleden in De Poëzietuin publiceerde. Omdat je God vaak vernoemt in je gedichten, had ik je graag een vraag gesteld over transcendente belevenissen. Heb jij niet het een of ander voorbeeld aan te halen dat dit beschouwelijk artikel nog wat kracht zou kunnen bijzetten?

Die transcendente belevenissen, de laatste tijd lees je nogal over dergelijke ervaringen. Ik herinner me een dergelijke ervaring van Guillaume van der Graft (zeer bekende en absoluut authentieke dichterdominee) terwijl hij voor een viswinkel stond te kijken. Zo spontaan gebeurt dat. Zelf had ik zoiets tijdens het lezen van "De dingen hebben hun geheim". Daar zag ik in een ogenblik alles in één verband, je zou zeggen een geestelijke piramide uitkomend in God. Slecht verwoord, maar het was een ogenblik van absoluut puur geloof. Als zodanig niet zomaar terug te vinden. Wat jou "Heidens heilig" betreft: zouden dat niet veel herinneringen uit het 'collectief onbewuste' zijn. Met mogelijke informatie die je "onderweg" hebt opgedaan. Er is nogal wat bekend over oude riten. De prehistorie interesseert me enorm. Ik had ooit wel eens archeoloog willen worden.

Archeoloog, chemicus, bioloog, alchimist, astroloog: 'k wou dat ik in al die vakken thuis was Helaas. Toch ben ik er van overtuigd dat mijn intuïtie oeroude geheimen op het spoor is. Herinneringen oproepen uit het 'collectief onbewuste', en aldus het 'collectief geheugen' helpen ontbolsteren, werd me als het ware opgedrongen. De bundel benoemde zich als vanzelf 'Heidens heilig'. 'Heidens' is de benaming die de primitieve christenen gaven aan volkeren die zich de christenjoodse cultuur niet lieten opdringen. In die zin ben ik 'heidens'.

Maar er staat ook 'heilig', wat in het Frans vertaald 'sacré' heet. Bij 'sacré' denk ik aan 'le bois sacré', ook aan heilige heuvels waar de mens, door zijn aloude aarde- en maandansen, gezangen, en offergaven, hogere machten opriep. (Riten die nog in zwang zijn bij Polynesiërs, Melanesiërs en Indianen). Ik denk dat ik me prima thuis zou hebben gevoeld, in een allerprimitiefste, allerzuiverste omgeving, waar het mensdom pas aan zijn begin stond, en nog niet dié macht bezat die hem later zou doen degenereren tot een der wreedaardigste schepsels. Ik ben er ook van overtuigd dat mijn enorme liefde voor bomen en mijn buitengewone belangstelling voor (lava)steen met het woord "sacré" te maken heeft. Met het ware oerbegin.

Heeft de mensheid al niet dadelijk ná het begin de macht gehad te degenereren. Denk eens aan de geschiedenis van Kaïn en Abel, een verhaal dat de waarheid aangaande de mens openbaart. En het 'sacré' van de vroegere religieuze riten. De kinderoffers, het offeren van mensen. D veenlijken getuigen van wat er kon gebeuren. Ligt zo'n massamoord die een sekte in Japan bedreef niet in het verlengde: een afgrijselijk ontspoord religieus fanatisme! Dat onze opdracht het totaal tegenovergestelde is, dat ben ik met je eens. Het is zaak de 'kaarsvlam van het eerste licht' brandend te houden.

Naar mijn weten hebben de volkeren waarvan ik daarnet sprak geen mensenoffers gebracht, maar ik kan me vergissen. Doch wat betreft hetgeen men 'sekte' noemt: alle religieuze instellingen vingen ooit als 'sekte' aan. Ze werden dan ook als dusdanig vervolgd, hetgeen meebracht dat ze, naarmate ze macht verwierven, zelf verdrukkers werden, vaak ook veroveraars, zonodig met wapens allerhande. Geen enkele religieuze instelling is daarvan vrij te pleiten. Ik prijs me gelukkig steeds opnieuw die wonderbare kracht in mij te 'spüren', te ontwaren, die mijn innerlijk wezen verheft boven het triviale. Wat mij betreft voel ik mij uitstekend wanneer ik in mijn eentje kan mediteren. Heb jij, Nel, geen behoefte aan, ja, hoe zou ik het noemen, Godontginning?

Of ik geen behoefte heb aan "Godontginning"? Je bedoelt: Hem niet op te sluiten in dogma's en theologische formules?? "Alle die Schönheit, Himmels und der Erde, ist gefasst in Dir allein". Dat was het credo van een heel bijzondere, vijfentwintig jaar geleden overleden schrijfster die ik goed heb gekend. Eén die mij ook aanmoedigde wat schrijven betreft. Ik kan het ook zo formuleren: principes van schoonheid, van kracht, van wetmatigheid in de natuur verwijzen mij naar de Ene. Zijn wezen is uiteindelijk Liefde. Ik had een heel goed boek: "Opgegraven verleden", en heb het weggegeven wegens ruimtegebrek. En ik las een roman van Jean Auel, ik meen dat het "De stem van de Leeuw" heette. Heel boeiend, maar in hoe verre is het historie, en in hoe verre speculatie. Ik houd me maar aan het eerste scheppingswoord. En God sprak: "Er zij licht". En er was licht. Ja, '... /Er valt wat licht op mij/...'. Daardoor kan ik in moeilijke omstandigheden voortleven. Soms heb ik het gevoel dat er een paar vleugels onder mijn hart zitten. Schoot me laatst te binnen dat God zichzelf vergelijkt met een adelaar die zijn jong op zijn vleugels draagt.., Ja, en dat in het zicht van de lente..

LENTE OPNIEUW

Vanzelf zijn we weer
in de zilveren wereld verzeild,
in het land van de witte wolken
en wittere wegen,
een uitloper
van een splinternieuw rijk komt ons tegen,
een land waarin alles doorzichtig
en ieder ding licht van gewicht
en gaaf is
en heel,
wat een ogenblik nu weer de bomen
armen en handen vol knoppen
reiken naar bergen blauw
en vredig besneeuwde toppen.

deel 2 (wordt voortgezet) Iris Van de Casteele

WAT NEL VEERMAN WIL? VAN BINNEN IN BLOEI STAAN!

Veel van je gedichten, Nel, zijn verwant met deze van Ida Gerhardt, die andere authentieke Nederlandse dichteres, wiens thematiek in dezelfde lijn ligt als de jouwe. Er zit een Geloof in jullie verzen dat langzaam aan het uitsterven is. Vooral de jongeren oefenen meer kritiek uit, ze zijn niet meer zo lijdzaam, zo volgzaam. Misschien begrijpen ze helemaal niets meer van de 'Vis' die zo'n grote rol speelt in de Bijbel?

Daar ben ik bang voor, Iris. Terecht wordt ervoor gewaarschuwd dat wie de Bijbel niet meer kent wat betreft de cultuur van verleden en heden heel veel zal moeten missen. Zelf heb ik nogal eens inspiratie opgedaan bij het zien van beeldende kunst. Ik denk bijv. aan enkele Joegoslavische fresco's, een getekend portret van een oude Joodse vrouw, enz. Ook de Bijbelse verhalen kunnen inspireren. Ze hebben altijd een zoveel diepere gelaagdheid dan de vertelling zonder meer.

DE VIS

De donkere krochten
van de rivier
heeft de vis ongezien doorzwommen,
blinkend in de stroom van het licht
kwam hij hier
waar de engelen zongen,
waar het water glashelder is,
lichtend gemaakt
door het licht van de vis, de vis die tot altijd later,
tot aan de overkant van ons gezicht
het licht van het water en meer dan het licht,
het leven is van het water.

In jouw gedicht 'Die onder de Waterspiegel', heb jij het 'over de dans van de vonk in de vlam'. Zou je ons deze zin, of het hele gedicht, wat duidelijker kunnen maken?

Je vraagt me het gedicht "Die onder de Waterspiegel" wat nader te omschrijven? Het staat in "Stenen in een Meer" niet toevallig naast de bladzijde met "De Vergetene". Dat is dezelfde die "onder de waterspiegel haar leven leidde". Een vrouw die haar diepste wezen niet kon ontplooien (wat een cliché) omdat ze geen liefde en wederliefde kende. In ieder geval niet het samenvallen van die twee. Ik weet nog dat een neuroloog mij na wat gesprekken vroeg: "Maar wat wilt u dan eigenlijk?", waarop ik spontaan zei: "Van binnen in bloei staan". Ik was toen al ongeveer veertig jaar. Moet je begrijpen! Heel laat, na mijn vijfenzestigste, is die bloei er alsnog gekomen. En dat het zo is, dat begrijp ik niet. Dat is het mysterie van de roos. Soms denk ik: je leert er de liefde van God een klein beetje van te begrijpen. Je kunt je er zo vrijelijk in bewegen. Je wordt aanvaard zoals je bent. In deze tijd van het jaar zie ik de vogels vaak twee aan twee vliegen. Daarnet uit het raam kijkende zag ik het weer. Het heeft zoiets ontroerends die twee samen door het luchtruim stuiven en ze zien wel waar ze terechtkomen.

DIE ONDER DE WATERSPIEGEL

Die onder de waterspiegel
niet uw leven in schemering leidt
maar het verholen schijnen
van dieptevuren zijt,
al moet ik van u gescheiden
gedeeld door het leven gaan,
juist die om elkaar lijden
zien elkaar dieper aan,
en zo, wat ons scheidt, weggenomen
werd en wie ons één maakte kwam,
zou mijn hart tot zijn dans kunnen komen,
de dans van de vonk in de vlam?

Graag zou ik het opnieuw even hebben over traumatische ervaringen. Uit de gedichten 'Die onder de Waterspiegel" en "De Vergetene" leid ik af dat je veel leed te verwerken had en hebt. Het oeuvre van een kunstenaar of kunstenares, komt pas tot zijn volle recht wanneer we iets meer weten over diens achtergrond, of iets over diens intiemste gedachten kunnen ervaren. Ik vraag me af of het wel betaamt je te vragen, je nogmaals over die 'vergetene' te buigen opdat we meer dan een sfumato portret van haar zouden van hebben?

Wat 'de vergetene' betreft: die manifesteerde zich zo duidelijk in dit gedicht toen ik zeker tweede helft dertig jaar was. Natuurlijk wist ik van geliefd worden en verliefd zijn. Eens dreigde ik bij verliefdheid op verkeerd spoor te komen, en wel zo dat ik er radicaal van af moest. Om mijn zinnen te verzetten schreef ik mijn eerste kinderboek. En dat was maar één ding. Gewoon niet meer aan denken, dicteerde ik mezelf. Maar de vergetene stond wel weer in mij op, ik zou je de vierkante meter kamervloer nog kunnen aanwijzen waarop ze opeens te voorschijn sprong.

DE VERGETENE

De vrouw, die ik zou vergeten,
bloeit weer omhoog uit mijn bloed.
Pijn is het, van haar te weten,
pijn, ja, en toch ook zo zoet.

Als de boom, die leeft in zijn blaren,
ruisend de ganse dag
dat de zomerwind aan komt varen,
de boom, die hen draagt met zijn kracht,

als het vuur, dat leeft in de vlammen,
spelend boven zijn gloed,
als het ruisende, dansende, warme,
zo leeft de ziel uit het bloed.

Hoe ver van de ruisende boom en
hoe ver van het schemeruur
der teder getinte dromen,
hoe ver van het warme vuur
leefde zij en hoe verborgen,

totdat zij weer vroeg of laat,
doorruist van de boom in de morgen,
van vuurgloed doorschenen staat.

Eén van je gedichten draagt de titel 'Angst'. Mij heeft het naar de keel gegrepen. Heeft het iets te maken met een oud verlangen naar eigen kinderen, als ik je dat vragen mag? Of vloeit die angst voort uit gekneusdheid?

De angst is een existentiële angst. Wat het nest eens was, d.w.z. ver weg van een paradijselijke toestand, ver weg van de onbekommerde kinderjaren. Een gevoel van in het onbekende universum om je heen enorm kwetsbaar te zijn. Daarbij een angst die een gelovige meende te moeten zien als een gebrek aan vertrouwen. En zo open als tegenwoordig was men daar niet voor. Helaas. Juist dat noemen van die angst kan bevrijdend werken.

Ik houd veel van visionaire en surrealistische gedichten, in tegenstelling tot velen die de neiging hebben dit soort verzen cryptisch te noemen, en ik ben blij als het me lukt er een te schrijven. Visionaire poëzie schreef ook onze onvergetene Paul Snoek die nooit van zijn trauma's genas. Zijn verzen zijn uiterst boeiend voor iemand die een brede kijk heeft op de schepping en het heelal. Diegenen, die niet doordrongen zijn van het grandioos licht waarin zijn oeuvre gebed ligt, noch van de bovenmenselijke kracht die deze dichter heeft moeten opbrengen om dit licht op te vangen en te polariseren, vinden zijn verzen maar niets. Ze noemen ze 'onverstaanbare poëzie'. Ik weet niet of je ooit iets van deze Vlaamse dichter las?

Ik meen mij het vraaggesprek, (dat je had met Lieve Van Impe in De Poëzietuin), te kunnen herinneren waarin je het had over het oeuvre van Paul Snoek, en waarin Lieve niet akkoord ging met jouw visie. Ik ken zijn verzen niet, dus kan ik er geen mening over uitbrengen. Mijn voorkeur gaat uit naar verstaanbare poëzie. In ons land is het ook al zo, dat alleen de cryptische poëzie echt meetelt. Laat me eerlijk zijn: die zou ik niet eens kunnen vervaardigen. Poëzie doet me iets als je het leven er in hoort kloppen of ruisen of wat je maar wilt.

Uit je bundel 'Het Landschap wentelt terug" zou ik graag het gedicht 'Onuitsprekelijk' aanhalen, Nel. Een kort gedicht dat, hoe meer je het leest des te meer diepte krijgt. 't Hart van de roos doet me zo'n beetje denken aan Licht, aan Liefde, ook aan liefde tout court, zonder hetgeen niets groeit, bloeit of gedijt...

ONUITSPREKELIJK

Wat ik steeds dieper
maar nooit diep genoeg
begrijp,
't hart van de roos:
bloembladen
bros en brekelijk
omkransend
wat daarbinnen
onuitsprekelijk
mysterie blijft

Ook bij jou 'wentelt het landschap terug', Iris, nog heel wat verder dan bij mij. Het wentelde tot de oorsprong in je boeiende bundel 'Heidens heilig', een scheppingsepos, waarvan ik alle lagen zou willen begrijpen en bij her- en herlezen worden ze me soms ook wel duidelijk, maar er blijven nog geheimen over. Oerknal? Reusachtige vlam? , zoals ik laatst de theorie van het ontstaan van het heelal zag uitgelegd. We weten het niet. Jou lezende zie ik je verwant aan een cultuur waar de vrouw als priesteres is gewijd aan de maan en aan de aarde, het voortgaande leven, het bestand van het bestaan. Het hoopvolle slot: ".../Binnen het schrijn het heilig hout/ gekluisterd. Levend. Luisterend."/ kan ook een nieuw begin zijn.

Alsof het zo zijn moest, las ik juist een boek van Guillaume van der Graft, destijds, toen je bundel aankwam. Godsgeloof en poëzie zijn voor hem één. Hij begint met het scheppingsverhaal. Ziet die eerste hoofdstukken van Genesis als liturgie. Genesis I gaat er van uit dat de wanorde overheerst. Maar Genesis I gaat er ook naar toe dat een verzoende orde wordt geproduceerd. Wat Adam in dat proces te doen heeft is dienen. Dienen, aldus de schrijver, is een door en door religieus woord. Ook als het wordt toegepast op de aarde, op de landbouw... Op het leefmilieu. Op heel ons omgaan met de natuur, met onze eerbied voor al wat leeft.

Met deze laatste hoopvolle woorden van Nel Veerman komen we aan het einde van onze wandeling. Ik ben er van overtuigd dat de dichteres, die ons zoveel over zichzelf heeft verteld, voorgoed een plaats veroverd heeft in het hart van vele poëzieliefhebbers. Nel's verzen zijn als briljantvuur: ze betoveren. We hoeven er opnieuw maar even stil bij te staan om er in te vinden wat deze dichteres werkelijk is: een edelsteen van het zuiverste gehalte. Wat we uit het gesprek ervaren hebben heeft ons diep ontroerd. In haar minnend hart weet die éne ontzaglijke Boom zijn wortels goed behoed.

We kunnen er alleen maar blij om zijn en hopen dat hij haar blijft inspireren, en dat ze nog vele jaren van zijn weldoende schaduw en van zijn ruisend lied mag genieten. Jammer dat we wegens plaatsgebrek slechts een paar verzen konden afdrukken. Ook mij was voorheen veel ontgaan. Nu is mij alles zoveel duidelijker geworden: haar discretie, haar schroom, haar angst opnieuw gekwetst te zullen worden. Vandaag schreef ik een gedicht voor haar; ze zal er de wegwijzer naar haar eigen verzen in herkennen. Ik ontnam de titel uit één ervan:

Er moeten nog bergen vol water komen
(opgedragen aan Nel Veerman)

Hoe helder wordt het mij
van zo nabij
je eindelijk te zien
de vlam te zien het dieptevuur
het ruisen horen van de boom
van water ook waarin de vis
op adem is gekomen

ben jij het werkelijk
jij die door angst belaagd
jezelf bevrijden moest
jij die het vuur verspreidde van
Gods taal dat je gelouterd heeft
hoe helder is het mij
je zo nabij te zien

van krekels ken ik het verhaal
van uit het nest verjaagde vogels ook
van winterbos en kreupelhout
maar ook van sneeuw en bergen blauw
van licht dat uit de gaarden vloeit
van weiland vol van paardebloemen

ik zocht je in de zachte mist
ik vond je in de kentering
als moessonregen ging je in me over

Iris Van de Casteele De Poëzietuin 11 april 1995