Biografie
Méér dan een halve eeuw dichterschap

Iris Van de Casteele is een gedreven dichteres. Een vreemde kracht gaat uit van haar oeuvre, en het allerminste wat we van haar gedichten kunnen zeggen is dat ze authentiek zijn. Ze laat zich niet meedrijven met de stroom. Ze laat zich niet beïnvloeden noch door mode, noch door stijlen, en zet eigenzinnig en koppig haar ingeslagen weg voort.

Ze werd geboren te Adegem, in de provincie Oost-Vlaanderen, waar ze de gemeenteschool bezocht, genoot middelbaar onderwijs te Maldegem, en voltooide haar studies te Brussel waar ze talen studeerde. Ze is gehuwd met de Uruguayaanse musicus Juan Carlos 'Cacho' Aguirre.

Als vertaalster heeft ze heel wat poëtisch werk verzet, vertalend o.a. werk van de Spanjaard Pablo S., van de Uruguayaanse dichteressen Alba Roballo, Juana de Ibarbourou, Sara de Ibañez, en Idea Vilariño, en van de Rus Naoum Yakimov. Van de Nederlanders Pieter A. Kuyk en Nel Veerman vertaalde ze gedichten naar het Frans en gaf ze uit. Ze schreef ook gedichten rechtstreeks in het Frans, in het Spaans en in het Duits.

Op achtjarige leeftijd schreef ze haar eerste versje 'Beekske'. Haar eerste bundel 'Witte Silhouetten' werd uitgegeven in 1984, een bibliofiele uitgave van Artigraph. In dit waardevol kunstboek plaatst ze naast haar eigen 21 gedichten, 21 tekeningen van de gewaardeerde kunstenaar André Van Laere. Tekeningen die ze zelf uitkoos omdat ze die adequaat vond, als van uit één zelfde intuïtie ontstaan. In het midden van dit alles is er een tragisch en tegelijk prachtig leven. Een leven van hoop en vertwijfeling, van vinden en verliezen, van instorten en steeds opnieuw opbouwen.

Iris Van de Casteele publiceerde tot op heden 18 dichtbundels, o.m. 'Metamorfoses' 'Paradijsvogels', 'Heidens heilig', 'Tot in het Merg', en 'Emma'. In Emma omschrijft ze de figuur van haar gekwelde grootmoeder die ze fysisch nooit heeft gekend, maar die ze zo sterk aanvoelt om zichzelf tenslotte in haar terug te vinden. Op boeiende wijze noemt ze haar naam, roept ze haar, wekt ze haar weer tot leven. Het resultaat is een fascinant poëtisch œuvre, prodigieus en magisch tegelijk.

De dichteres is oprichtster en hoofdredactrice -sinds 1989- van 'De Poëzietuin', een literaire pagina van het weekblad 'Vrij Maldegem'. Als columniste schrijft ze scherpe artikels. Ze neemt geen blad voor de mond. Ze geeft zich moeite. Haar objectief is zich inzetten voor haar medemens, voor sociale rechtvaardigheid, voor meer menselijkheid. Ze doet het in gedurfde taal, wars van alle larie en nonsens. Sinds 1990 is ze de bezielster en verantwoordelijke van poëzie-uitgaven de 'De Distel'.

De gedichten van Iris Van de Casteele onthutsen en grijpen naar het strot. Ze beschrijven niet één of ander idyllisch tafereel, maar glijden als natuurlijke kinderen uit haar ingewanden, waar ze zich genesteld hebben na een lang rijpingsproces. Ze zijn het leven zelf, het fysisch leven, geslagen en gestoten. De lezer -die ze weet te assimileren- ontdekt dat de schoonheid van deze poëzie ligt in de passie, het medelijden, de tederheid, het vuur, de resistentie en de oprechtheid.

Al haar gedichten getuigen van grote eerlijkheid, en van een fascinerende kracht die de lezer aangrijpt en overweldigt tot in het diepste van zijn zijn. De profetische woorden, soms visionair, nodigen uit tot een intieme lectuur; een méér immanente. -

Denijs Van Killegem (B)